In het korte leven van Marinus van der Lubbe (hij werd op 24-jarige leeftijd onthoofd) kun je min of meer drie ‘etappes’ onderscheiden, waarin hij steeds meer radicaliseerde en naar links opschoof. Al heel jong – hij was zestien jaar – sloot hij zich aan bij de communistische jeugdbond De Zaaier in Leiden. Dat bracht hem binnen enkele jaren in konflikt met de leiding van de Communistische Partij, waaronder De Zaaier ressorteerde. Marinus was te rebels en deed te veel dingen op eigen houtje zonder de partijleiding om toestemming te vragen. Na zijn definitieve breuk met de Communistische Partij, in april 1931, neemt hij deel aan de radencommunistische GIC (Groep van Internationale Communisten), waartoe een aantal vrienden van hem, onder wie Piet van Albada, behoorden. Deze groepering was op den duur te ‘intellectualistisch’ voor Marinus, en in de loop van 1932 sluit hij zich aan bij de LAO, de Linkse Arbeiders Oppositie, een groep radencommunisten die vooral in Rotterdam aktief was. Eduard Sirach was een van de voormannen in de LAO. Marinus colporteert samen met zijn vriend Simon Harteveld in Leiden met de Spartacus, het orgaan van de LAO. Tegenover de GIC, die propaganda voor de groei van de massabeweging vooropstelde, wilde de LAO deze groei bevorderen door het uitlokken van klassenkonflikten.
In dit verband kan de brandstichting door Marinus van der Lubbe in de Rijksdag te Berlijn worden bezien, als sein voor de Duitse arbeidersklasse om op te staan tegen het Hitler-fascisme, en tegen het kapitalisme in het algemeen.
In de loop van oktober-november 1932 gaf Marinus samen met enkele kameraden in Leiden de Werkloozenkrant uit. Daarin worden volslagen autonome ideeën ontvouwd. Van dit gestencilde krantje is het Nederlandse origineel tot nu toe onvindbaar. Dankzij de kameraden van het Internationale Van der Lubbe Comité beschikken we evenwel over een integrale Franse vertaling. In het archief van André Prudhommeaux, dat geraadpleegd kan worden op het IISG te Amsterdam, bevinden zich de knipsels van drie nummers van de Werkloozenkrant, die gepubliceerd werden in Le Flambeau, Brest, 1933-1934. Volgens Prudhommeaux was Marinus de initiatiefnemer en belangrijkste redakteur van de Werkloozenkrant. Zie ook Marinus van der Lubbe, Carnets de route de l’incendiaire du Reichstag et autres écrits, samengesteld door Yves Pagès en Charles Reeve (Éditions Verticales, Parijs, 2003), waarin de drie nummers van de Werkloozenkrant integraal – in het Frans – zijn gepubliceerd.
Wie het lukt om het Nederlandse origineel van de Werkloozenkrant op te duikelen, doet volgens mij een waardevolle ontdekking in het kader van Marinus van der Lubbe en de Rijksdagbrand.
In de loop van oktober-november 1932 gaf Marinus samen met enkele kameraden in Leiden de Werkloozenkrant uit. Daarin worden volslagen autonome ideeën ontvouwd. Van dit gestencilde krantje is het Nederlandse origineel tot nu toe onvindbaar. Dankzij de kameraden van het Internationale Van der Lubbe Comité beschikken we evenwel over een integrale Franse vertaling. In het archief van André Prudhommeaux, dat geraadpleegd kan worden op het IISG te Amsterdam, bevinden zich de knipsels van drie nummers van de Werkloozenkrant, die gepubliceerd werden in Le Flambeau, Brest, 1933-1934. Volgens Prudhommeaux was Marinus de initiatiefnemer en belangrijkste redakteur van de Werkloozenkrant. Zie ook Marinus van der Lubbe, Carnets de route de l’incendiaire du Reichstag et autres écrits, samengesteld door Yves Pagès en Charles Reeve (Éditions Verticales, Parijs, 2003), waarin de drie nummers van de Werkloozenkrant integraal – in het Frans – zijn gepubliceerd.
Wie het lukt om het Nederlandse origineel van de Werkloozenkrant op te duikelen, doet volgens mij een waardevolle ontdekking in het kader van Marinus van der Lubbe en de Rijksdagbrand.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten