21 april 2010

Rijksdagbrand opnieuw belicht




De vraag wie de Rijksdag, het Duitse parlement, op 27 februari 1933 in brand heeft gestoken, nadat Hitler een maand eerder tot rijkskanselier was benoemd, is aanleiding geweest tot verbitterde debatten. Meteen na de brand schoven nazi’s en communisten elkaar de schuld in de schoenen en raakte de eenmansactie van Marinus van der Lubbe ondergesneeuwd door de propagandaslag van beide totalitaire grootmachten, fascisme en bolsjewisme, waartussen de versie van Marinus zelf: een sein tot opstand van het Duitse proletariaat, gemangeld werd. Alleen een handvol kameraden probeerde tegen de stroom in te roeien maar werd nauwelijks gehoord.

Na de Tweede Wereldoorlog was het algemene gevoelen dat de nationaal-socialisten de ware aanstichters van de brand waren geweest. De uitdrukking ‘Rijksdagbrand’ werd zelfs een algemeen aanvaarde term om naar een door de staat geregisseerde provocatie te verwijzen met het doel de oppositie uit te schakelen. Toen de Duitse vrijetijdshistoricus Fritz Tobias rond 1960 met overvloedige bewijzen aantoonde dat Van der Lubbe wel degelijk op zijn eentje had gehandeld, kreeg hij een storm van kritiek te verduren op grond van de drogreden: als je de nazi’s ‘vrijpleit’ van betrokkenheid bij de Rijksdagbrand, dan trek je in principe hun schuld in twijfel wat al hun andere misdaden betreft. Ondertussen is de these van de eenmansversie in recente standaardwerken over de NS-periode volmondig overgenomen, zoals door de Britse historicus Ian Kershaw in zijn Hitler-biografie.

Slechts een klein groepje historici, die zich profileren als aanhangers van de Zwitserse historicus Walther Hofer, blijven onverminderd vasthouden aan de these van de naziprovocatie. Zij putten uit precies dezelfde processtukken als de Duitse justitie in 1933, die vergeefs zocht naar bewijzen van een communistische samenzwering, om er omgekeerd het bestaan van een nazicomplot uit te concluderen. Op die manier zijn zij, uit naam van een heilig soort antifascisme, slachtoffer van het achterhaalde complotdenken over de Rijksdagbrand.
Er zijn ook auteurs die op grond van al deze complottheorieën van de weeromstuit een soort algemeen ‘anticomplotdenken’ ontwikkelen, waardoor elke analyse van de provocaties van de kant van de staat, in welke vorm dan ook, teniet wordt gedaan. Deze dogmatische manier van anticomplotdenken wordt met name verdedigd door Charles Reeve en Yves Pagès, die in 2003 Van der Lubbe’s reisjournaal, artikelen en brieven in het Frans uitgaven. Toen de Éditions Antisociales in 2004 de Franse vertaling uitbracht van mijn brochure over Marinus van der Lubbe en de Rijksdagbrand, maakte ik van de gelegenheid gebruik om in een uitvoerig gedocumenteerd nawoord de polemieken rondom de Rijksdagbrand samen te vatten en de drogredenen daarover te ontzenuwen. Vervolgens heb ik dit nawoord in het Nederlands bewerkt voor een uitgave bij de Dolle Hond. Deze brochure Van Rijksdagbrand tot heden: hoe geschiedenis gemanipuleerd wordt verscheen in 2006 en is bij de bekende adressen (onder meer bij Het Fort van Sjakoo te Amsterdam) te verkrijgen. Zie voor de tekst deze link (met een rechtermuisklik te openen in een nieuw tabblad of in een nieuw venster).

In NRC Handelsblad van 2 februari 2007 verscheen een mooie recensie door Bart van der Steen. Lees verder op...

Geen opmerkingen: