24 april 2010

Werkloozenkrant



In het korte leven van Marinus van der Lubbe (hij werd op 24-jarige leeftijd onthoofd) kun je min of meer drie ‘etappes’ onderscheiden, waarin hij steeds meer radicaliseerde en naar links opschoof. Al heel jong – hij was zestien jaar – sloot hij zich aan bij de communistische jeugdbond De Zaaier in Leiden. Dat bracht hem binnen enkele jaren in konflikt met de leiding van de Communistische Partij, waaronder De Zaaier ressorteerde. Marinus was te rebels en deed te veel dingen op eigen houtje zonder de partijleiding om toestemming te vragen. Na zijn definitieve breuk met de Communistische Partij, in april 1931, neemt hij deel aan de radencommunistische GIC (Groep van Internationale Communisten), waartoe een aantal vrienden van hem, onder wie Piet van Albada, behoorden. Deze groepering was op den duur te ‘intellectualistisch’ voor Marinus, en in de loop van 1932 sluit hij zich aan bij de LAO, de Linkse Arbeiders Oppositie, een groep radencommunisten die vooral in Rotterdam aktief was. Eduard Sirach was een van de voormannen in de LAO. Marinus colporteert samen met zijn vriend Simon Harteveld in Leiden met de Spartacus, het orgaan van de LAO. Tegenover de GIC, die propaganda voor de groei van de massabeweging vooropstelde, wilde de LAO deze groei bevorderen door het uitlokken van klassenkonflikten.
In dit verband kan de brandstichting door Marinus van der Lubbe in de Rijksdag te Berlijn worden bezien, als sein voor de Duitse arbeidersklasse om op te staan tegen het Hitler-fascisme, en tegen het kapitalisme in het algemeen.
In de loop van oktober-november 1932 gaf Marinus samen met enkele kameraden in Leiden de Werkloozenkrant uit. Daarin worden volslagen autonome ideeën ontvouwd. Van dit gestencilde krantje is het Nederlandse origineel tot nu toe onvindbaar. Dankzij de kameraden van het Internationale Van der Lubbe Comité beschikken we evenwel over een integrale Franse vertaling. In het archief van André Prudhommeaux, dat geraadpleegd kan worden op het IISG te Amsterdam, bevinden zich de knipsels van drie nummers van de Werkloozenkrant, die gepubliceerd werden in Le Flambeau, Brest, 1933-1934. Volgens Prudhommeaux was Marinus de initiatiefnemer en belangrijkste redakteur van de Werkloozenkrant. Zie ook Marinus van der Lubbe, Carnets de route de l’incendiaire du Reichstag et autres écrits, samengesteld door Yves Pagès en Charles Reeve (Éditions Verticales, Parijs, 2003), waarin de drie nummers van de Werkloozenkrant integraal – in het Frans – zijn gepubliceerd.

Wie het lukt om het Nederlandse origineel van de Werkloozenkrant op te duikelen, doet volgens mij een waardevolle ontdekking in het kader van Marinus van der Lubbe en de Rijksdagbrand.

21 april 2010

Rijksdagbrand opnieuw belicht




De vraag wie de Rijksdag, het Duitse parlement, op 27 februari 1933 in brand heeft gestoken, nadat Hitler een maand eerder tot rijkskanselier was benoemd, is aanleiding geweest tot verbitterde debatten. Meteen na de brand schoven nazi’s en communisten elkaar de schuld in de schoenen en raakte de eenmansactie van Marinus van der Lubbe ondergesneeuwd door de propagandaslag van beide totalitaire grootmachten, fascisme en bolsjewisme, waartussen de versie van Marinus zelf: een sein tot opstand van het Duitse proletariaat, gemangeld werd. Alleen een handvol kameraden probeerde tegen de stroom in te roeien maar werd nauwelijks gehoord.

Na de Tweede Wereldoorlog was het algemene gevoelen dat de nationaal-socialisten de ware aanstichters van de brand waren geweest. De uitdrukking ‘Rijksdagbrand’ werd zelfs een algemeen aanvaarde term om naar een door de staat geregisseerde provocatie te verwijzen met het doel de oppositie uit te schakelen. Toen de Duitse vrijetijdshistoricus Fritz Tobias rond 1960 met overvloedige bewijzen aantoonde dat Van der Lubbe wel degelijk op zijn eentje had gehandeld, kreeg hij een storm van kritiek te verduren op grond van de drogreden: als je de nazi’s ‘vrijpleit’ van betrokkenheid bij de Rijksdagbrand, dan trek je in principe hun schuld in twijfel wat al hun andere misdaden betreft. Ondertussen is de these van de eenmansversie in recente standaardwerken over de NS-periode volmondig overgenomen, zoals door de Britse historicus Ian Kershaw in zijn Hitler-biografie.

Slechts een klein groepje historici, die zich profileren als aanhangers van de Zwitserse historicus Walther Hofer, blijven onverminderd vasthouden aan de these van de naziprovocatie. Zij putten uit precies dezelfde processtukken als de Duitse justitie in 1933, die vergeefs zocht naar bewijzen van een communistische samenzwering, om er omgekeerd het bestaan van een nazicomplot uit te concluderen. Op die manier zijn zij, uit naam van een heilig soort antifascisme, slachtoffer van het achterhaalde complotdenken over de Rijksdagbrand.
Er zijn ook auteurs die op grond van al deze complottheorieën van de weeromstuit een soort algemeen ‘anticomplotdenken’ ontwikkelen, waardoor elke analyse van de provocaties van de kant van de staat, in welke vorm dan ook, teniet wordt gedaan. Deze dogmatische manier van anticomplotdenken wordt met name verdedigd door Charles Reeve en Yves Pagès, die in 2003 Van der Lubbe’s reisjournaal, artikelen en brieven in het Frans uitgaven. Toen de Éditions Antisociales in 2004 de Franse vertaling uitbracht van mijn brochure over Marinus van der Lubbe en de Rijksdagbrand, maakte ik van de gelegenheid gebruik om in een uitvoerig gedocumenteerd nawoord de polemieken rondom de Rijksdagbrand samen te vatten en de drogredenen daarover te ontzenuwen. Vervolgens heb ik dit nawoord in het Nederlands bewerkt voor een uitgave bij de Dolle Hond. Deze brochure Van Rijksdagbrand tot heden: hoe geschiedenis gemanipuleerd wordt verscheen in 2006 en is bij de bekende adressen (onder meer bij Het Fort van Sjakoo te Amsterdam) te verkrijgen. Zie voor de tekst deze link (met een rechtermuisklik te openen in een nieuw tabblad of in een nieuw venster).

In NRC Handelsblad van 2 februari 2007 verscheen een mooie recensie door Bart van der Steen. Lees verder op...

17 april 2010

Uitgeverij de Dolle Hond



Vorig jaar publiceerde Uitgeverij de Dolle Hond de vijfde druk van mijn brochure over Marinus van der Lubbe en de Rijksdagbrand. Deze tekst was eerder verschenen in het Jaarboek der sociale en economische geschiedenis van Leiden en omstreken 1999 (Dirk van Eck-Stichting, Leiden, 2000). De brochure is onder meer verkrijgbaar in Het Fort van Sjakoo in Amsterdam, zie http://www.fortvansjakoo.nl/. Bestellen kan ook bij dollehon@dds.nl en je krijgt de brochure per post opgestuurd.

Rechts op de foto staat Marinus van der Lubbe. Naast hem zijn kameraad Henk Holverda. Deze prentbriefkaart werd in april 1931 gedrukt om tijdens de voet- en lifttocht door Oost-Europa onderweg te verkopen voor hun levensonderhoud.

Voor de tekst van de brochure klik op deze link (met een rechtermuisklik kun je de link in een nieuw tabblad, of in een nieuw venster, openen). Helaas is deze tekst zonder illustraties, zoals in de gedrukte versie weergegeven.






16 april 2010

Het Internationale Van der Lubbe Comité



Dit portret van Marinus is in de jaren dertig door een mij onbekende (Franse?) tekenaar gemaakt en gepubliceerd door het indertijd uiterst actieve Internationale Comité ter Verdediging en Rehabilitatie van Marinus van der Lubbe. Het Internationale Van der Lubbe Comité werd in de zomer van 1933 opgericht door Alphonse Barbé en André Prudhommeaux in Frankrijk en Lo Lopes Cardozo in Amsterdam, en stelde zich ten doel zoveel mogelijk materiaal over Van der Lubbe te verzamelen en te publiceren, terwijl Marinus in Berlijn gevangen zat. Vooral in de Franse bladen Le Semeur en Le Flambeau verscheen een stroom aan achtergrondartikelen; het Reisdagboek van Marinus, opgetekend tijdens zijn voet- en lifttocht door Duitsland en Oost-Europa in 1931, en een aantal brieven werden er in de loop van 1933-34 gepubliceerd; La Revue anarchiste publiceerde in maart 1934 een special over Van der Lubbe.

Het Internationale Van der Lubbe Comité had steunpunten in onder meer Engeland, België, Zwitserland en Amerika. Guy Aldred, radencommunist in Glasgow, publiceerde een aantal artikelen over Van der Lubbe in The New Spur, in België was Ernestan (pseudoniem van Ernest Tanrez) heel actief en schreef vooral in het weekblad Le Rouge et le Noir, in Amerika verscheen in het maandblad Man!, uitgegeven door Marcus Graham in San Francisco, een aantal opmerkelijke artikelen, en in Zwitserland nam Luigi Bertoni, in Il Risveglio (Genève), deel aan de campagne ter verdediging van Marinus van der Lubbe.

Alle hier vermelde publicaties kunnen geraadpleegd worden in het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam, zie http://www.iisg.nl/. Daar bevindt zich ook het archief van Prudhommeaux: de André Prudhommeaux Papers, waarin een dossier zit over het 'Comité international Van der Lubbe' uit de jaren dertig.